Terugkijkend op mijn jeugd, heb ik eigenlijk altijd geweten wie ik ben en hoe ik in elkaar steek op het gebied van LGBTQ+ identiteit. Pas later in mijn tienerjaren en begin twintigers heb ik mezelf goed genoeg leren kennen om bewust te kunnen zeggen dat ik gay en aromantisch ben.
Ik heb de voorkeur voor de term gay boven lesbisch, omdat ik nooit heb begrepen waarom homoseksualiteit voor mannen en vrouwen een andere benaming heeft. Het komt op hetzelfde neer: gevoelens voor personen van hetzelfde geslacht of gender.

Gay

Als kind heb ik mezelf nooit als hetero beschouwd. Dat is al voor zolang ik me kan herinneren. Op de basisschool – in de onderbouw – kwam het onderwerp voor het eerst boven. Een klasgenoot vroeg aan mij of ik een oogje had op iemand. Daarop zei ik nee. Daar hoefde ik niet eens over na te denken, zo ongeïnteresseerd was in dat onderwerp voor mezelf. Dan stelden ze de vraag vaak specifieker: “Is er een jongen die je leuk vind? Of val je soms op meisjes?”

Mijn antwoord daarop vond ik vanzelfsprekend: “Ik ben nog nooit verliefd geweest, dus ik weet niet of ik op jongens of op meisjes val.” Ik vond het de normaalste zaak van de wereld om er zo over te denken. Volgens mij vonden veel klasgenoten het een vreemd antwoord, maar ik vond het vreemd dat zíj het vreemd vonden.

Meer had ik er nooit over te zeggen. Een enkeling probeerde meer helderheid te krijgen en vroeg door, maar mijn antwoord bleef hetzelfde. Nooit verliefd geweest, dus meer kan ik niet zeggen.

Met de jaren werd het antwoord duidelijker. Er was nooit een jongen waar ik geïnteresseerd in raakte. Voor het overgrote merendeel van de jongens kon ik niet eens zeggen of ze knap waren. Ik zag dat écht niet. Knappe acteur? Ik zag een mannelijk persoon en ik zou hem niet aankijken zonder daar reden voor te hebben. Niets om over te zwijmelen. Een enkele keer zelfs (met alle respect) zou ik de acteur willen vervangen omdat ik liever niet naar zijn gezicht keek.

De vrouwen echter vond ik steeds interessanter worden. Knap, aantrekkelijk, de aandacht waard.

In eerste instantie bleef mijn antwoord hetzelfde als toen ik jonger was: nooit verliefd geweest, dus geen voorkeur.

Toen een aardige jongen interesse in me toonde en wilde daten, ben ik daarin meegegaan. Ik was toen nooit verliefd geweest, maar dacht in het begin dat dat nog zou komen. Gevoelens moeten groeien, dacht ik zo. Ik vond hem oprecht aardig en trok graag met hem op, maar het was op het niveau van vrienschap. Voor mij zat er niet meer in.

Pas enkele jaren later besloot ik dat ik gay was. Tot die tijd had ik er nooit een antwoord op: niet hetero, niet homo, niet bi of pan of wat dan ook. Gewoon geen antwoord, want ik was nooit verliefd geweest.

Maar zelfs zonder verliefd te zijn geweest, leerde ik het antwoord kennen. Ik had geen enkele interesse in jongens, en wel in meisjes. Er was niemand in mijn leven die het antwoord voor me naar voren bracht. Jaren verstreken en mettertijd werd het duidelijk voor mijzelf. Ik had geen relatie met een meisje nodig om er zeker van te zijn.


Aromantisch

Vandaag de dag zie ik in dat ook dit deel van mijn identiteit altijd aanwezig is geweest. Ook dit begon op de basisschool, met diezelfde vraag van klasgenoten: heb ik een oogje op iemand? Ik dacht altijd, leuk dat ze het vragen, want ik word graag bij het gesprek betrokken, maar jeetje nee. Daar hoefde ik niet eens over na te denken, natuurlijk had ik op niemand een oogje. Alsof zoiets echt zou gebeuren. Toentertijd schoof ik dat weg als leeftijdsgebonden; veel andere leeftijdsgenoten hadden ook (nog) geen interesse daarin.

Muziek heeft mij ook doen inzien dat ik het concept van romantische liefde anders ervaar. Voordat ik Engels leerde, waren liedjes gewoon leuke liedjes. Gaandeweg leerde ik de lyrics beter begrijpen. In zowel de Engelse als de Nederlandse muziek kwam één thema sterk terug: verliefdheid en liefde. Toen ik dat eenmaal opmerkte, ergerde ik me er kapot aan. Konden die artiesten werkelijk niets anders verzinnen?

Ik had toen nog aan mijn ouders gevraagd waarom al die liedjes alleen maar over liefde gaan. Blijkbaar omdat het gevoel van liefde zoveel vreugde brengt bij mensen. Alsnog vond ik het karig dat dat ene onderwerp overal gebruikt werd. Ik nam het maar voor waar aan, hoewel ik het nog steeds moeilijk te begrijpen vond. Er was zoveel meer in het leven dat ook vreugde bracht.

Uiteindelijk kreeg ik zelf een relatie. Het begin ging goed en was prettig. Maar hoe langer de relatie standhield, hoe slechter ik erdoor in mijn vel ging zitten. Ondanks de ruimte die ik kreeg en het begrip dat er was, werd ik kriegel en ongelukkig.

Dat lag niet aan mijn partner of hoe die zich gedroeg. Ik kon het aangeven als ik geen zin had om te praten of af te spreken. Alles mocht en niets moest. Zelfs met die vrijheid, werkte het niet voor mij. De ongesproken verwachtingen van een romantische relatie werken niet voor mij. Ik kan mezelf er niet toe zetten om er voor een partner te zijn. Dat voelt als een verplichting. Dat ligt echt aan het stukje romantiek; ik heb er geen moeite mee om een vriend bijvoorbeeld vaker te spreken als die het moeilijk heeft. Een vriendschap heeft niet de verwachting van partnerschap. Daarin kunnen we allebei ons leven leiden en doen wat we willen, compleet onafhankelijk van wat de ander wil. Het maakt niet uit hoe flexibel een potentiële partner is, voor mij gaat het stukje romantiek niet lukken.


Zodoende ben ik op het punt aangekomen dat ik met overtuiging kan zeggen dat ik gay (of lesbisch) en aromantisch ben. Het brengt me rust om dat te weten. Hoe meer ik over mezelf weet, hoe minder aandacht ik eraan hoef te besteden om dat uit te zoeken.


Lees meer over mij: